Als er iemand van het zomer-wintertijdfenomeen afwilde, dan was het Heleen wel. De directrice van rusthuis ’Tempus Fugit’ ergerde zich dood aan de verwarring die het verzetten van de klok ieder half jaar onder de bewoners veroorzaakte. Grote chaos! Maar nu ze besloten hadden om alle horloges, wekkers en klokken in te nemen, zou de overgang naar de zomertijd vast beter verlopen. Godzijdank hadden die oudjes nog geen mobieltjes!
In de gezelschapsruimte was een 24-uurs klok opgehangen die de enig geldige tijd aangaf. Geen verwarring meer mogelijk. Heleen kondigde dit de avond voor de wisseling duidelijk aan: ’Beste mensen, vannacht gaan we weer over naar de zomertijd. Dus als u morgen een beetje van slag bent, kijk dan naar de centrale klok en u weet hoe laat het is.’ ’Maar gaat de klok een uur voor- of achteruit?’ vroeg Kees, zoals ieder halfjaar. Heleen zuchtte. ’Vóóruit, Kees. Maar morgen zie je het vanzelf op de grote klok. Goedenacht.’
Toch waren veel bewoners er niet gerust op. Wie ging de klok ’s nachts verzetten? Weet je wat, dacht menigeen, ik lig toch wakker, ik doe het zelf wel. Kleine moeite. En zo was het die nacht in de gezelschapsruimte een komen en gaan van oudjes die de centrale klok een uur vooruit zetten.
Toen Heleen die ochtend de gezelschapsruimte binnenstapte om de zomertijd in te stellen, zag ze tot haar verbazing Harry al achter de bar staan. ’Goed getimed, Heleen!’ riep deze vrolijk en wees op de klok. ’Vijf uur, borreltijd!’