Tijdens mijn opleiding tot burgerwacht heb ik geleerd hoe om te gaan met agressieve burgers. Je begint met sussende woorden en eindigt in het ergste geval met houdgreep en handboeien. Dat laatste is een nederlaag. Het corps burgerwachten gaat er prat op geweldloos te zijn, tenzij het echt niet anders kan. Wie een maand geen geweld gebruikt, krijgt een premie bovenop het karige salaris. Omdat ik graag wat extra’s verdien, heb ik een nieuw ’wapen’ bedacht waarmee ik erin geslaagd ben om geweld bijna altijd te vermijden: zang! Ik ben begenadigd met een mooie tenor (een graag gezien en gehoord lid van het plaatselijke koor ’Con Brio’) en heb gemerkt dat het spontaan losbarsten in een lied in gespannen situaties vaak tot een moment bezinning leidt bij de opgefokte burger(s) die bij het conflict betrokken zijn. ‘Zen door zang’, noem ik het. Het is me al meermalen overkomen dat wat een slachtpartij dreigde te worden, eindigde als een vreedzame samenzang met alleen maar glunderende gezichten. Mijn grootste succesnummer? Zij geló-ó-óoft in mij. Jammer genoeg ging het laatst toch fout. Ik liep na een avondje stappen via een donker steegje naar huis. Daar zag ik een beer van een vent die stond wild te plassen. Toen ik hem erop aansprak, greep hij me meteen bij mijn keel. Van de zenuwen zette ik met piepende stem het enige nummer in dat me op dat moment te binnen wilde schieten: ’Klein klein kleutertje...’ Dat bleek een niet erg geslaagde toevoeging aan mijn repertoire.