‘Heb je het onderwerp van de schrijfwedstrijd van deze maand gezien?’ ’Ja, maar ik vind het niks.’ ’Nee?’ ’Nee, uurwerk is toch een veel mooier woord?’ ’Eh ja, misschien heb je wel gelijk.’ ’En wat is er mis met zonnewijzer? Ze hadden dat mechanische prul nooit moeten uitvinden. De grote en de kleine wijzer, zo kinderachtig. En dan de digitale versie!’ ’Mee eens, ik heb een pesthekel aan dat penetrante gepiep van het alarm elke ochtend.’ ’In het begin was dat model met die koekoek nog wel leuk, maar als je die schreeuwlelijk dag in dag uit moet aanhoren...’ ’De hele dierenwereld kan al sinds de oertijd zonder, dus waarom heeft de mens dat ding dan nodig?’ ’Ik heb mijn horloge al jaren geleden vaarwel gezegd.’ ’Goed idee, maar in plaats daarvan heb je een mobieltje met prominent bovenaan elk scherm, jawel... de exacte tijd! Vluchten kan niet meer.’ ’Ik las anders laatst in de wetenschapsbijlage van de krant dat tijd helemaal niet bestaat! Het is een door mensen bedacht concept, een illusie.’ ’Zie je wel! Ik wist het. Weg met alle apparaten die ons willen doen geloven dat er zoiets als tijd bestaat.’ ’Dus je doet niet mee aan de schrijfwedstrijd?’ ’Nou, eigenlijk wel. Ik wil altijd winnen, dat weet je toch?’ ’Dan zul je het door jou zo verafschuwde woord toch moeten gebruiken.’ ’Nee, ik weiger dat k-woord te gebruiken. Ik neem gewoon een glas water.’ ’En dan?’ ’Dat drink ik dan op. Zo.’ Klok klok klok klok.