Ik heb een hekel aan de zomerhitte. En dan ook nog dat geschreeuw en gekrijs van spelende kinderen buiten op straat. Al het zenuwslopende lawaai dat met een lauwe bries via het openstaande raam mijn kamer binnenwaait. Was het maar weer winter! Er was geen ontkomen aan. Of toch wel?
Het leeghalen van de koelkast was een fluitje van een cent. Ook de plastic rekken kreeg ik er met wat geworstel uit, net als de groentenla.
Voor het eerst van mijn leven was ik blij met mijn kleine postuur.
Wat was het lekker koel! En zo stil! Waarom had ik hier niet eerder aan gedacht? Al die lange zomers van onnodig lijden...
Opeens vloog de deur open. Mijn zoon, met de eeuwig boze blik van de geërgerde puber.
’Geen melk? Alweer niet?’ schreeuwde hij en sloeg de deur met een klap dicht.