Dit is een treurig verhaal over de oude koning Leopold en zijn eveneens bejaarde vrouw, koningin Astrid. Ze wonen al sinds mensenheugenis in het grote paleis in het midden van het rijk. Tot voor kort was het geen probleem, maar de laatste maanden...
’Waar heb ik toch de paleissleutel gelaten?’ mompelt de koning terwijl hij zich voorbereidt voor zijn middagwandeling door het park. Een wandeling die steeds langer duurt doordat de koning zich steeds vaker in de route vergist. De route die hij al dertig jaar loopt.
En nu weet hij toch warempel ook het kamernummer van de koningin niet meer. Iedere middag komen ze even samen voor een praatje bij de thee. Maar was het nou nummer 67 of 84? Allebei komen de koning erg vertrouwd voor. ’Eerst maar naar 67 dan,’ mompelt hij. Maar als hij na lang zoeken bij kamer 67 aankomt, blijkt het zijn eigen garderobe met de winterjassen. ’Zie je wel, het is 84,’ zegt de koning. ’Ik wist het wel.’
Als hij kamer 84 binnenstapt, zit de koningin daar inderdaad op hem te wachten. Met een kopje thee. Een hele geruststelling. ’Wie bent u?’ vraagt de koningin. Ze kijkt hem met grote, verschrikte ogen aan. ’De koning, uw man,’ antwoordt Leopold, ook geschrokken. ’Ach ja,’ zucht de koningin. ’Ik wist het wel.’ De koning neemt voorzichtig naast haar plaats. Urenlang kijken beiden zwijgend voor zich uit.
En als de duisternis de grote salon langzaam in zijn greep krijgt, is er niemand die het licht ontsteekt.