‘De kleur van mijn bloed is veranderd,’ antwoordde ik zenuwachtig op de vraag van mijn huisarts wat er aan mankeerde. Mijn dokter toonde mij voor de zoveelste keer zijn minzame glimlachje. Hij kende mijn vage klachten onderhand wel: lichte hoofdpijn, zeurende rugpijn, onduidelijke maag- en darmproblemen. De meeste van mijn klachten hadden een psychosomatische oorzaak en dat was nu ongetwijfeld ook weer het geval. ’Een andere kleur?’ vroeg hij, quasi-belangstellend. ’In welk opzicht? Donkerder, lichter?’ ’Nee, echt een heel andere kleur. Blauw.’ Hij trok zijn wenkbrauwen op. ’U heeft het vast onder een gekleurd licht bekeken. Of had u een zonnebril met gekleurd glas op? Hoe heeft u het eigenlijk ontdekt?’ Hij dacht vast dat ik nu echt gek was geworden. ’Vanochtend bij het snijden van vleeswaren voor mijn ontbijt,’ antwoordde ik. ‘Gewoon bij daglicht. Ik sneed per ongeluk in mijn vinger en daar was het: bloed. Alleen niet rood maar diepblauw.’ ’Onmogelijk. Laat mij die snee eens zien.’ Ik haalde de pleister van mijn vinger en toonde de arts een donkere korst. ’Tja, het lijkt mij gewoon donkerrood geronnen bloed. Laten we maar even prikken.’ Even later keken we allebei geïntrigeerd naar de inktblauwe druppel die er op mijn vingertop verschenen was. ’Heel merkwaardig,’ zei mijn arts, ’dat komt normaal alleen bij diepzeedieren voor.’ Dat ik onder mijn kleding nog twee extra armen en benen verborgen hield, die ik vanochtend bij het ontwaken aan mijn lichaam ontdekt had, verzweeg ik maar. Het verhaal moest immers wel geloofwaardig blijven.