‘Ridder Harold, u heeft alle gevaarlijke uitdagingen doorstaan en ook de drie onmogelijke raadsels opgelost,’ zei de koning, die hoog op zijn troon zat. Naast hem zijn knappe jonge zoon, de prins. De koning keek met bewondering naar de onder aan de troon geknield zittende held en vervolgde: ’U heeft nu recht op drie wensen, die ik als Almachtig Heerser in vervulling zal laten gaan. Zeg mij uw eerste wens!’ De held keek vanuit zijn nederige positie op naar de vorst en de prins. Er twinkelde een vonkje in zijn ogen. ’Ik wens een glas wijn om op uwe Hoogheid te proosten,’ zei de held. Er klonk gelach in de hal om zoveel onnozelheid. De koning glimlachte minzaam en liet een gouden bokaal brengen. Harold toostte en dronk de wijn in een teug op. ’Goed,’ vervolgde de koning. ’zeg mij uw tweede wens.’ ’Ik wens...,’ zei Harold en liet een plagerige stilte vallen, om daarna heel nonchalant te vervolgen met: ’Ik wens het rijk na uw dood over te nemen.’ Er ontstond rumoer in de hal maar de koning stak zijn hand op en antwoordde kalm: ’Onmogelijk. Mijn zoon is volgens eeuwenlang gebruik mijn opvolger. U heeft uw tweede wens verspeeld. Zeg mij uw laatste wens.’ Daarop stond de held op, keek de koning uitdagend aan en zei: ’Ik wens de hand van uw zoon.’ De prins bloosde en boog zijn hoofd. De verlegen glimlach die er op zijn gezicht verscheen, werd door niemand behalve Harold opgemerkt.