Er zit een gek op zolder. 's Nachts hoor ik hem en luister angstig of ik de trap hoor kraken. Maar hij is nog nooit naar beneden gekomen. Uit mijn kortstondige slaapmomenten word ik met een schok wakker, precies op het moment dat in mijn droom de deur naar mijn slaapkamer opengaat. Bezweet en met bonzend hoofd lig ik daarna uren wakker. Overdag zit ik achter mijn bureau, met mijn rug naar de deur. Mijn bovenlichaam wieg ik steeds heen en weer om in een trance te raken. Het is de enige manier om de gekte die zich langzaam van mij meester maakt, te bezweren. Een gegeven nacht sta ik op en ga achter de deur staan. Ik houd mijn adem in om beter te kunnen luisteren en leg mijn hand op de klink. Heel langzaam open ik de deur en gluur naar buiten. Er is niets te zien. Door de kier glip ik de hal in. Over de eerste traptree doe ik minuten. Het mag niet kraken. Zodra ik boven kom, kijk ik rond. Elke pees in mijn lichaam is klaar voor de vlucht maar er beweegt niets. Ik loop naar het midden van de zolder en zie de volle maan door het schuine raam schijnen. Er is geen gevaar meer. Ik voel me eindelijk veilig en kruip achter een paar dozen in de hoek. *** Er woont een gek op zolder. Hij schuifelt rond, verplaatst een stoel, opent of sluit het dakraam. Beneden is er niemand die hem hoort.