Heerlijk! De eerste echte lentedag van het jaar. Ik schuif de pui wijd open, haal de tuinstoel uit de schuur en installeer me met boek en koffie op het terras. Wacht, mindfulness, eerst even met de ogen dicht, diep ademhalen, rust. Luisteren naar de vogeltjes. Twiet, tjieptjiep, triiii. Nnnjjjèèèngggggg! Ik spring overeind. Welke idioot gaat nu uitgerekend op de eerste mooie lentedag met een hogedrukspuit in de weer? Het is mijn buurman. Het zal ook niet. Hij heeft een schuur vol met lawaaiige tuinapparatuur waar hij ieder seizoen zijn buurtgenoten mee teistert. Grasmaaiers, bladblazers, heggenscharen: alles heeft hij. Als het maar herrie maakt. Het moet afgelopen zijn. Uit de schuur haal ik mijn eigen hogedrukspuit, het nieuwste, meest krachtige model dat er verkrijgbaar is, speciaal voor dit doel aangeschaft. Als ik alles aangesloten heb, begeef ik me naar het lage houten hek dat mijn tuin van die van de buurman scheidt. „Hallo, buurman,” zeg ik vrolijk, terwijl ik mijn hogedrukspuit aan zet. „Lekker aan het werk?” Ik zie zijn mond bewegen maar hoor niet wat hij zegt. Hij zwaait en glimlacht. Ik richt mijn lans op het eerste het beste object dat ik zie. De tuinkabouter met zijn kuthengel. Nnnjjjèèèngggggg!!! De kabouter ligt meters verderop, vlak voor de voeten van mijn buurman. Zonder hoofd. Die grijnzende rotkop met zijn rooie mutsje hangt aan de andere kant van de tuin in de heg.Ik zie hoe de buurman de lans van zijn spuit nu op mij richt.