Tingeling! rinkelt de deurbel vrolijk. De klant loopt naar de toonbank. ’Goedemiddag, wat kan ik... Maar ken ik u niet ergens van?’ ’Vast niet.’ ’Laatst, die man met die envelop.’ ’O god! Was Mike hier?’ ’Ik weet alleen dat u veel op hem lijkt.’ ’Mike is mijn tweelingbroer, aan lager wal geraakt, een triest verhaal.’ ’Hij ging hier anders met een gloednieuwe tv weg.’ ’Die oude oplichterstruc? Wat erg!’ ’Mijn eigen schuld helaas. Wat kan ik voor u doen?’ ’Tweehonderd euro graag.’ ’Huh?’ ’Een biljet van tweehonderd, ik spaar ze.’ De winkelier barst in lachen uit. ’Nou, toevallig spaar ik ze ook!’ ’Echt?’ ’Wie niet?’ ’Heeft u een grote collectie?’ ’Ik klaag niet en als uw broer niet te vaak langskomt...’ ’U heeft niet toevallig het biljet van vijfhonderd, hè?’ ’Ook.’ ’Wow! Dat is zo zeldzaam! Ik heb het nog nooit echt gezien. Mag ik even?’ De winkelier kijkt de klant argwanend aan. ’Eventjes maar.’ Zuchtend haalt de winkelier een briefje van 500 uit de kassa en legt het op de toonbank. De klant bestudeert het biljet nauwkeurig. ’Genoeg gezien?’ vraagt de winkelier na een minuut of twee. De klant zucht. ’Prachtig! Ik wil het graag ruilen’ ’Ruilen? Waarvoor?’ ’Vijf briefjes van 100. Ik heb genoeg dubbele.’ ’Natuurlijk, daar is geld voor bedoeld.’ Even later stapt de klant met zijn begeerde biljet de winkel uit. Maar wacht, denkt de winkelier opeens. Zijn die honderdjes wel echt? Vergeten te controleren! Snel houdt hij er een onder het ultraviolette licht van het controleapparaat. ’KAK!’