Net voordat ik naar binnen kan stappen, houdt een man mij tegen. Hij heeft een oranje reflecterend hesje aan en strekt zijn vlakke hand in mijn richting. ’Stop! Code blauw! De lift mag niet gebruikt worden,’ zegt hij. ’Niet gebruikt worden? Maar waarom? Wat is code blauw?’ stamel ik. Code geel, rood, oranje, ja die ken ik, maar wat kon blauw in hemelsnaam aanduiden? ’Als u de orders van de veiligheidsdiensten opvolgt, kan er niets gebeuren meneer,’ vervolgt de man. Zoals gebruikelijk geeft dit soort autoriteiten geen duidelijk antwoord op een heldere vraag. Ik probeer het nog maar eens. ’Ik wil weten wat code blauw is!’ De man zucht. ’Doet u nou gewoon wat u gevraagd wordt meneer, dat is voor iedereen beter.’ Ik kijk hem verontwaardigd aan. ‘Oké, het schijnt dat de hemel naar beneden gekomen is.’ Meteen sluiten de liftdeuren zich en is hij weg. De trap, denk ik meteen. Zou je het trappenhuis nog wel mogen betreden? Ik besluit het erop te wagen. Als ik beneden naar buiten stap, zie ik dat iedereen in het blauw gekleed is. En wat hebben ze toch op hun hoofd? Het lijkt wel een grote toef slagroom! Het blijken kleine witte wolken te zijn. Een voorbijganger vertelt me dat hij een grote knal hoorde en dat ieders kleren daarna blauw gekleurd waren. Ook droegen ze opeens allemaal zo’n wolkje. Best leuk eigenlijk. Dat wil ik ook! Maar hoe ik ook rondren en smeek, niemand wil van zijn witte wolkje afstand doen.