’Echt Authentiek IJs’ stond er in grote sierletters op de gevel. Daar had ik nou net zin in! Erop af. Aanvallen! Klingeling klonk het vrolijke deurbelletje toen ik binnentrad. Er stond niemand achter de toonbank. Eens kijken, wat zal ik nemen. Het ijs in de bakken in de vitrine had wel vreemde kleuren zeg en de namen op de kaartjes waren erg klein geschreven. Ik boog mij voorover... en schrok meteen weer overeind. ’Tenenkaas’? Yakkie! Nee toch? Had ik dat wel goed gezien? Het was wel vuilgeel van kleur. Nog eens goed kijken, ik had me natuurlijk vergist. Maar het was wel degelijk waar. En op de kaartjes bij de bakken ernaast las ik ’Snot’, ’Spuug’, ’Oorsmeer’, ’Bloed’, ’Poep (versgeperst)’, ’Ochtendurine’, ’Sp....’ Wát? Ik had opeens niet meer zo’n trek. „En heeft u al een keus kunnen maken?” Een glasharde stem knalde door de winkel. Ik schoot overeind en zag een man in een groezelig schort, waaraan hij zijn twee vuile handen afwreef. Hij lachte een verzameling bruingele tanden bloot. „Moeilijk kiezen, hè? Alles huisgemaakt. Ambachtelijk bereid. En biologisch. Zonder toegevoegde geur- en smaakstoffen.” „Eh, ...” Ik bukte weer. In paniek schoten mijn ogen over de naamkaartjes. Tot mijn opluchting zag ik een bordje met ’Zilte Tranen’. Maar die bak was natuurlijk leeg. „Zeg, zie ik daar angstzweet? Die smaak kunnen we goed gebruiken! Als u even mee naar achteren komt...” Ik rende de winkel uit en kotste in de eerste de beste afvalbak. „Zonde!” riep een stem achter mij.