Lange Pier had de oudste rechten en stond dus vooraan. Vanuit de hoogte liet hij zijn heersersblik over de gelederen dwalen. Daar had je Manke Neel en Schele Jaap en ook Vuile Kees was zoals altijd van de partij. Naarmate het middaguur naderde, nam de spanning onder de wachtenden merkbaar toe. Woensdag was de dag waar iedere week het meest naar werd uitgekeken. De gehaktbal! Met een hard ratelend geluid gingen de luiken open. Lange Pier schoof naar voren om zijn bord in ontvangst te nemen. Een paar gifgroene peulen, een klodder felgele puree en drie bruine balletjes, groot als knikkers. Pier keek Greet verbaasd aan. „Nieuwe chef. Noefelle kwiessien heet dit,” zei ze met doorrookte stem en haalde haar schouders op. Ze keek mismoedig, maar zo keek ze altijd. Ze wees op het menu. „Pommes de terres blablabla?” zei Pier. “Wat is dit?" Pier draaide zich om, toonde het bijna lege bord aan zijn kompanen en riep: „Pikken we dit, jongens?” „Nee,” klonk het in koor. „Aanvallen!” riep iemand vanuit de achterhoede. Pier gooide zijn lange benen over de toonbank, schoof Greet opzij en beende naar de keuken. De rest van de horde volgde. Een half uur later was de keuken een slagveld van leeggeroofde pannen, afgelikte pollepels en op de tegelvloer gekletterde deksels. Greet zat op een krukje en rookte stoïcijns een sigaretje. Ze zag de jonge kok moedeloos tegen een keukenkastje zitten, zijn mooie nieuwe koksmuts besmeurd, gekreukeld en scheef op zijn hoofd, en zei: „Morgen nassi?”