„Rustig, langzaam aan, daar komt de afslag,” zegt de oudere dame tegen zichzelf. Haar auto, model koekblik, staat bijna stil op de weg. De richtingaanwijzer geeft niet aan dat ze rechtsaf wil slaan. Het achteropkomende verkeer remt gefrustreerd af.
„Even kijken, terugschakelen naar z’n twee. Maar wat, zit die auto achter me nou met zijn koplampen te knipperen? Nou ja, zeg. Heeft u haast soms?”
Verschillende van de door de stilstaande auto opgehouden bestuurders beginnen te claxonneren. Een van de auto’s zwenkt even naar links om te kijken of hij kan inhalen, maar nee, er komt een tegenligger aanrijden.
„Geen zorg, ik ga al!” roept de dame. Haar auto kruipt door de bocht. Tring tringgggg! Het mobieltje dat op de passagiersstoel ligt, gaat over. Midden in de bocht pakt ze het en houdt het tegen haar oor. „Hallo? Ja, ik ben er bijna, nog een paar minuten. Oké?” Tijdens het gesprekje is de auto vervaarlijk uitgeweken en op de linker weghelft terechtgekomen. Een tegemoetkomende auto die het kruispunt met hoge snelheid nadert, lukt het niet meer om voldoende uit te wijken en .... Klengggg!
„Potverdrie. Die vent heeft mijn spiegel eraf gereden! En hij rijdt nog door ook! De mensen zijn gek tegenwoordig, wat een bruut. Niemand houdt nog rekening met een ander in het verkeer!”
Thuis plakt ze de spiegel met wat tape weer vast. Repareren heeft geen zin want ze gebruikt ’m toch niet. Autorijden is vooruit kijken.