We moesten onze Italiaanse vriend nog een flinke zet geven, maar toen stond hij eindelijk boven aan de trap. Hè hè, het was gelukt. Vlak voor ons vertrek was hij bij ons langsgekomen om te zeggen dat hij toch meewilde. Nu nog? riepen wij verbijsterd. We vertrekken over een paar uur! Geen probleem, volgens Marcello. Een ticket was er vast nog wel en als we op weg naar het vliegveld langs zijn huis reden dan kon hij nog wat bagage bij elkaar graaien. Waarom hij die dan niet meteen had meegenomen? Zinloze vraag wanneer het een Italiaan betreft. Om een ellenlange discussie (die we gegarandeerd zouden verliezen) te voorkomen en geen meer tijd te verliezen, gingen we akkoord. Op weg naar het vliegveld bedacht Marcello zich opeens dat hij als kind ooit had geweigerd met zijn vader in het vliegtuig te stappen. Vliegangst. En nu voelde hij het weer opkomen. Zwetend en trillend zat hij even later in de vertrekruimte. Maar hij moest mee. Geen denken aan dat wij ons vliegtuig zonder ons zouden laten vertrekken, zoals zijn vader destijds wel gedaan had! We duwden Marcello met steeds minder zachte dwang de trap op. Hij greep zich steeds steviger vast aan de reling. Maar we kwamen, zuchtend en steunend, boven. Tot ons afgrijzen zagen we dat hij zijn handen ten hemel hief. Wilde hij naar beneden springen? Maar nee, hij bad. „San Pietro in cielo, apri il cancello. Stiamo arrivando!” kermde hij. Petrus open de hemelpoort, we komen eraan!