‘Het ingevoerde wachtwoord is onjuist’ De op het computerscherm verschenen tekst doet me in woede ontsteken. Ik geef toe dat ik een kort lontje heb. Het is mijn slechtste eigenschap en hoewel ik er alleen maar nadeel van ondervind, kan ik me toch niet beheersen. Terwijl ik nog bries van verontwaardiging, bel ik mijn collega thuis. ’Zeg Peter, wat is je wachtwoord?’ ’Dat is geheim.’ ’Geheim? Kom op zeg, doe niet zo oncollegiaal! Ik heb het nodig, anders kan ik niet verder! ’Ik zei toch dat het geheim was.’ ’Godver, wat een eikel ben je ook. Zogenaamd ziek thuis en dan anderen nog belemmeren hun werk te doen. Je wordt weer bedankt, ajuus.’ Daarna ben ik uren bezig om toch achter dat password te komen. Als iemand mij dwarszit, word ik pas echt bloedfanatiek. Dwars tegen elke waarschijnlijkheid in, want hoe groot is de kans dat je iemands password raadt nu helemaal? Al mompelend probeer ik halsstarrig allerlei min of meer voor de hand liggende sleutels. ’Zijn geboortedatum. Zes mei 1978. 6-m-e-i-1-9-7-8’ ’De naam van zijn vriendin. Was dat niet Isabelle? I-s-a-b-e-l-l-e’ ’Die stinkhond die hij wel eens meeneemt naar kantoor. W-o-d-a-n’ ’Nee, wacht, de bijnaam die hij voor mij verzonnen heeft natuurlijk: p-l-o-f-k-i-k-k-e-r’ Enzovoort. Ik geef het op. Als hij terug is, besluit ik, scheld ik hem helemaal verrot waar iedereen bijstaat, die lul met zijn geheim. Geheim? Nee, het zal toch niet... G-e-h-e-i-m. ... Verrek, ik zit erin! ’Peter? Ja met mij weer. Wat ben jij een onvoorstelbare klojo!’