‘Deze keer moeten jullie ook echt ergens in hoor!’ hadden Bennie en Johnnie gezegd. En dus stonden opa en oma nu voor het grote zweefschip dat toch wel vervaarlijk heen en weer geslingerd werd. ’De boot stelt niks voor, die kunnen jullie makkelijk,’ bezwoer Bennie, de oudste van hun twee kleinkinderen met een ernstig gezicht. Van hun toegeeflijkheid hadden Annie en Theo nu spijt maar ze konden onmogelijk nog terug. Ze moesten de marteling ondergaan. Bibberend stapten ze in.
Het duurde allemaal veel langer dan het vanaf de kant geleken had en de bewegingen van de boot voelden ook een stuk wilder. Annie kwam tollend uit de attractie en leegde haar maag in de eerste afvalemmer die ze tegenkwam. Theo had even tijd nodig om zijn evenwicht te hervinden en schuifelde langzaam naar haar toe. ’Zeg, Theo,’ zei Annie terwijl ze haar maaginhoud bekeek, ’ik kan warempel mijn toekomst lezen!’ Ze had altijd al iets gehad met waarzeggers en mediums. ’Ik zie een lange levenslijn en veel geluk.’ Theo kwam bij haar staan, keek naar de kots van zijn vrouw en deponeerde de zijne er overheen. ’En hoe staat het mijn levenslijn,’ vroeg hij terwijl hij zijn mond afveegde. Er klonk een vleugje sarcasme in zijn vraag door. ’Kort maar krachtig,’ zei Annie een beetje bits. ’Nou, ik zie er niks in,’ antwoordde Theo. ’Het lijkt meer op die vieze snack van tegenwoordig, hoe heet die ook alweer, kapperdinges?’ ’Kapsalon, jaaaa, kapsalon, we willen een kapsalon,’ riepen de kleinkinderen.