De armen van het meisje zwaaien als die van een marionet. Haar hond zit hijgend voor haar en zijn grote, vlezige tong hangt slap uit zijn mond. Kan ik? Kan ik? lijkt hij te zeggen, met ogen die van fanatisme schitteren.
’Buddy, Buddy!’ roept het meisje. Haar vrolijke, hoge stem drijft weg door de grote hal waar de gebiologeerde toeschouwers doodstil toekijken.
De hond blijft zitten. Alleen de spieren die onder zijn vacht trillen verraden zijn opwinding.
’Buddy, Buddy!’ roept het meisje nog eens.
De hond beweegt niet.
Daarop fluistert de vader die het meisje vasthoudt iets in haar oor. Eerst lijkt ze het niet te begrijpen maar opeens worden haar ogen groot en roept ze: ’Ga, Buddy, ga!’
En daar gaat hij, haar liefste huisdier, de vreugde van haar korte, beperkte leven. Ze kijkt hem na en roept ’Vooruit, vooruit!’. Haar vader ondersteunt de zwakke ledematen waarmee ze naar de fanatieke hond zwaait die springt, kruipt, in een ronde plastic tunnel verdwijnt, een smalle brug beklimt en om een serie van elastische paaltjes zigzagt voordat hij eindelijk de finish bereikt waar de kleine meid hem met een waterval van vrolijke lachjes verwelkomt.
De door emotie verstikte toeschouwers barsten in applaus uit.
Terwijl haar vader haar wegdraagt, blijft het meisje naar haar hond kijken die door een assistent aan de lijn meegevoerd wordt. De hond kijkt het meisje met hongerige ogen aan die ’Is ze gelukkig? Is ze gelukkig?’ lijken te zeggen.