„Hippopo..potopo..” Voor de derde keer struikelde ik over het onmogelijke woord dat ik voor de klas moest uitspreken. Er klonk gegniffel en ik zag van uit mijn ooghoeken een enkeling grijnzen. Dat waren mijn pestkoppen, die zouden me na de les vast wel weer te grazen nemen. De rest van de klas hield zich angstvallig stil, wetend dat hun beurt nog komen zou. Swieeessshhhh...flatsjhhh! De lineaal van meester Grobbe knalde plat op het bureau waar ik vlak naast stond. Het voelde als een zweepslag „Potverrrrr...,” riep hij. „Zo moeilijk is het toch niet? Nog een keer!” „Hippopotomoto...” Fuck! Het ging me nooit lukken. Ik kromp in elkaar in afwachting van de volgende zweepslag, die nu wel op mij terecht moest komen. Ik had immers niet anders verdiend? Grobbe, leraar Nederlands op ons college, was berucht om zijn woedeaanvallen en misschien zou hij zich nu niet meer kunnen beheersen. Een groot deel van de leerlingen hoopte daar waarschijnlijk ook op. Grobbe geschorst, ontslagen, weg: dat zou een hele opluchting zijn! Maar nee. De klap bleef uit. In plaats daarvan hoorde ik een diepe zucht. „Oké, oké, dan moet je het woord maar spellen. Vooruit.” „Hitto..” Van de zenuwen probeerde ik het woord toch weer uit te spreken. Swieeessshhhh...flatsjhhh! „Neeeeee! Nondeju! Spellen, zei ik!” Van angst kon ik geen woord meer uitbrengen. “SPEL!” (Noot van de auteur: hippopotomonstrosesquippedaliofobie is de angst voor lange woorden 😉)