Zwemmen vind ik leuk maar aan trage zwemmers heb ik een hekel.
Neem nou Bert. Meteen de eerste keer dat ik het zwembad bezocht, besloot hij dat we ”vrienden” waren. Sindsdien komt hij zodra hij me ziet altijd naar me toe. In mijn baan.
En nu mag hij misschien wel het snelst zwemmende oudje van het hele bad zijn, toch zit hij me in de weg. Hij blokkeert mij de vrije doorgang op de topsnelheid die ik nog altijd ontwikkel door bijna verticaal hangend maar zo’n beetje op zijn hondjes voort te peddelen.
O God, daar komt hij alweer aanlopen. Hij heeft me al gezien en zwaait vrolijk. Goh, heeft hij nou nieuwe zwemvliezen?
Ik steek snel van wal om nog tenminste een vrije baan te kunnen voltooien. Halverwege nadert er een luid gebrom en word ik door een soort torpedo ingehaald. Ik verdrink bijna in de tsunami-achtige slipstream. Het is Bert.
‘Ik kreeg deze turbo-vliezen voor mijn verjaardag!’ schreeuwt hij terwijl hij achteromkijkt. ’Alweer 96 vandaag!’