Tingeling! rinkelt de deurbel vrolijk. De klant loopt naar de toonbank. ’Goedemorgen, meneer, wat kan ik voor u betekenen?’ vraagt de eigenaar van de zaak. ’Ik wil graag een clock.’ ’Een klok. Had u een bepaald type in gedachten?’ ’Geen klok maar een clock.’ Het woord clock weerklinkt als de hoefslag van een paard. ‘Met c-o-c-k!’ ’Cock met c-o-c-k? Voor Baantjer moet u naar de boekwinkel hoor.’ ’Geen cock maar clock! Dat je clock met een l schrijft, dat hoef ik toch niet uit te leggen?’ ’Maakt u zich niet druk, meneer, bij ons de klant koning, met k-o-n-g, haha. Wat is het verschil tussen een klok en een clock met c-o-c-k?’ ’Een clock is een Engelse klok.’ ’Van Engelse makelij? Waarom? Ik zou voor hoogkwalitatief Zwitsers fabrikaat gaan, meneer, daarvan hebben we vele prachtige modellen.’ ’Nee, nee. Ik wil een Engelse clock, met wijzers die tegen de richting ingaan.’ ’Tegen de richting in? Nooit van gehoord, meneer. Maar dan moet de wijzerplaat...’ ’De uren lopen andersom op de wijzerplaat inderdaad. Dat is toch logisch! Denk eens na! In Engeland loopt de tijd toch niet achteruit!’ ’Oké, maar het blijft een vreemde wens. Even denken. Ja, misschien heb ik toch iets.’ De winkelier haalt een vierkante glasplaat tevoorschijn waarin de uren en de wijzers van een klok oplichten. ’Als u deze achterstevoren aan de muur bevestigt, dan heeft u precies wat u zoekt. Een clock!’ ’Toch is hij niet goed.’ ’Wat mankeert er dan aan?’ ’Hij loopt een uur voor.’