Hoewel Falco er al tientallen was tegengekomen, schrok hij steeds opnieuw. Deze keer stapte hij van schrik midden op de borstkas van de ongelukkige waardoor diens ribben als broze houtjes versplinterden. Het was een van zijn voorgangers, die tevergeefs had geprobeerd het duivelse doolhof te ontrafelen.
Falco was slimmer geweest en had vooraf advies ingewonnen bij de oude tovenaar van het koninkrijk, die diep in het donkere woud woonde. Daarvoor had Falco hem wel moeten bevredigen, een afschuwelijk karweitje, maar wie verder wil komen in het leven maakt nu eenmaal vuile handen. Maar dat die geile bok een soort superglue ejaculeerde, had hij niet voorzien. De vingers van zijn rechterhand waren nu voorgoed met elkaar versmolten.
Maar hij kende nu wel de oplossing van het doolhofraadsel en had het koninkrijk in handen! Nou ja, in een hand. Als hij met zijn linkerhand consequent een kant van de haag bleef volgen, dan bereikte hij uiteindelijk het centrum waar de gouden sleutel van het paleis op hem lag te wachten. Hij was al dagen onderweg maar voelde dat het eindpunt naderde. Ver kon het niet meer zijn.
Ja daar! Het centrale vierkant met in het midden ... die vieze oude tovenaar?
’Dag, dappere knaap,’ sprak de vunzige geilaard. ’De sleutel is van jou.’ Falco stak zijn linkerhand uit. ’Nog een dingetje,’ zei de middeleeuwse pederast geniepig. ’Je moet me nog een keer bevredigen.’ Dat nooit, dacht Falco, dat kost me mijn linkerhand! Maar de tovenaar raadde zijn gedachten en zei: ’Oraal.’